|
|
24 november 2019 "Zingen"
24 november 2019 "Zingen"
Zingen is van alle tijden. Zingen biedt troost en rust. Zingen verbindt mensen aan elkaar, het verheft ons boven onszelf. Wanneer je met andere zingt, dan valt je eigen stem weg, word je opgenomen in een koor van stemmen. Zingen kan vanwege blijdschap en vanwege verdriet. Je kunt de meest vreselijke dingen zingen, maar de hemel kan er ook van open gaan.
Onze Schriftlezing Psalm 46 is eigenlijk geen schriftlezing. Het is een lied. Op de wijze van de jonge vrouwen staat er boven aan. Hoe dat vroeger, toen dit lied voor het eerst functioneerde in de tempel van Jeruzalem of elders ingebed in het geloofsleven van Israël, van het latere Jodendom, hoe het vroeger klonk, dat weten we niet meer. Maar de liedvorm is nog duidelijk te horen, zoals in veel moderne liederen, in de popmuziek, heeft ook psalm 46 een refrein "De Heer van de hemelse machten is met ons, onze burcht is de God van Jakob." Later dichtte de kerkhervormer Luther naar Psalm 46, een vaste burcht is onze God.
Zingen biedt troost en rust. Heel vaak, wanneer we van geliefden afscheid nemen, tijdens een uitvaartplechtigheid, een kerkdienst bij het afscheid of een ander moment, klinken liederen of muziek. Soms zingen we zelf, soms luisteren we naar anderen hoe zij betekenisvolle liederen zingen. Op een of andere manier bieden liederen, muziek vaak meer troost en houvast dan nog zo goed bedoelde woorden.
Meer dan een jaar geleden is mijn oma overleden. Ik was erbij toen ze stierf. Dat was eigenlijk een groot toeval en ik zag het echt als geluk, want mijn oma woonde in Wiesbaden, meer dan 400 km hier vandaan, dus dat ik er zou zijn toen ze stierf was nog niet zo vanzelfsprekend. Mijn oma was een pittige vrouw, ze hield zo haar eigen meningen erop na, maar ze was ook een vroom iemand en ze hield van zingen. De laatste jaren van haar leven had ze nog maar een wens, eindelijk sterven. Toen ik aan haar sterfbed zat lag het liedboek naast haar op het tafeltje en het moest misschien zo zijn, ik zong haar de dood in, zoals je voor een kindje slaapliederen zingt.
Zingen biedt troost en rust. "God is voor ons een veilige schuilplaats, een betrouwbare hulp in de nood." Wanneer we tegenwoordig zo'n psalmlied horen, een lied dat meer dan 2000 jaar geleden ook al werd gezongen, dan klinkt het wel zeer Godvrezend, heel zeker, een rotsvast geloof. Maar het is maar de vraag of de beleving bij dat lied ook zo'n rotsvast vertrouwen was.
Ik geloof het eerlijk gezegd niet. Dit lied zingt over een haast kosmische wanorder: de aarde wankelt, het water kolkt. Het lied droomt over het staken van oorlog. Maar de realiteit was die van vijandschap tussen volken, onveiligheid. Het is niet het lied van de overwinnaar, maar juist een lied vanuit de benauwenis. Die schuilplaats, die is er niet voor de machtigen, maar die is er voor hen die op de vlucht zijn, voor hen die het verliezen in het leven. Voor de armen, de gekwetsten, de verdrietigen. Vanuit de onveiligheid zingt de psalm. Een onveiligheid die zo velen, ook wij vandaag de dag kennen. Op kosmische schaal maken wij klimaatverandering mee en alle gevolgen van dien met een impact die we nog nauwelijks kunnen overzien. Op internationaal niveau is er oorlog, onrust, leiders die we niet kunnen en niet mogen vertrouwen. Stakingen, ontevredenheid, polarisatie, kloof tussen rijk en arm, ook hier in Nederland. En in onze levens wankelt de grond onder onze voeten, wanneer wij geliefden te vroeg aan de dood verliezen, wanneer we met de neus op onze eigen sterfelijkheid worden gedrukt. Wanneer ziekte ons uit balans brengt, ja ons leven bedreigt. Wanneer het leven anders loopt dan gehoopt.
De dood met al zijn gezichten, dat wat het leven in de weg staat - dat is de context van ons leven, van dit lied, Psalm 46. En tegen de dood in, tegen de wanorde, de onveiligheid, de strijd zingt het lied van veiligheid, rust, geborgenheid. Psalm 46 herhaalt, heeft een refrein. De Heer van de hemelse machten is met ons, onze burcht is de God van Jakob. Het gaat in dit refrein niet om het woord ''onze". Het is niet ons godje. Maar het gaat erom in wat voor God hier geloofd wordt, over wat voor God er gezongen wordt en dan staan er als het ware twee namen: De Heer van de hemelse machten en de God van Jakob.
De Heer van de hemelse machten is een God die boven de partijen staat, voorbij de strijd vrede brengt. De psalm bezingt hoe God een einde maakt aan oorlog. Misschien denkt de psalm hier ook aan het verhaal van de ark van Noach en de regenboog. Want de boog die God in de hemel hangt, dat is in de grondtaal een strijdboog om oorlog mee te voeren. God staakt de oorlog, waagt het met liefde alleen, hangt zijn boog in de hemel. Een kleurrijk teken van het goddelijk verbond met heel de aarde. Een kosmisch teken van vrede. En de God van Jakob, dat is de God van de levenden, niet de doden. Steeds wanneer de bijbel het heeft over de God van Jakob, de God van onze voorvaders, en moeders, dan wordt er benadrukt dat het de God van de levenden is, niet de doden. In de dood wordt het leven gespaard, ontkiemt een nieuw begin.
“Als het nu eens zo is
dat onder mijn graf armen zijn,
eeuwige armen
Als er nu eens een God is,
niet zozeer boven ons
maar onder ons
Een God onder ons
dat moet het einde zijn
van alle vrees
Door de dood heen
mag je dan naar Hem toevallen.”
Geborgenheid, rust wanneer de dood dreigt, door de dood heen. Lieve mensen, ik wil de dood niet goed praten. Zeker niet. Natuurlijk is het zo, dat de dood ook vrede kan brengen, ja, dat de dood een einde maakt aan lijden, aan vechten. Soms kan de dood zelfs helpen ons te laten zien en te voelen waar het in het leven om gaat. Soms kan de dood ons liefde geven.
Maar de dood is onze vriend niet. Leven dat gespaard wordt in de dood, door de dood heen, dat is de bron van rust, van geborgenheid. Ook al wankelt de aarde, ons leven, er is een toevlucht, een schuilplaats, Iemand die in het vallen opvangt, zo zingt de Psalm, al eeuwenlang.
Als het nu eens zo is, dat de dood met al zijn gezichten niet de winnaar blijkt te zijn. Als het nu eens zo is, dat vrede een einde maakt aan oorlog. Als het nu eens zo is, dat er een God is, een kracht onder, boven, in ons en door ons heen, die draagt en beschermt. Als het nu eens zo is, dat de God van Jakob, de God van het leven spaart in de dood, wij door de dood heen, Hem, Haar toevallen. Wat een rust, wat een geborgenheid zou dat lied ons te binnen zingen.
De Psalm zingt ons te binnen, herhaalt, gelooft, hoopt voor ons, met ons: Er is een kracht die toevlucht is in benauwenis. Voor de onderdrukte, voor hen die getekend zijn door de dood, is er een schuilplaats, eeuwige armen die opvangen. Een kosmisch teken van vrede. Of zoals Paulus dit geloof van de psalmen, van het Oude Testament, het gezang de eeuwen door beleed: ''Ik ben ervan overtuigd dat dood noch leven, engelen noch machten noch krachten, heden noch toekomst, hoogte noch diepte, of wat er ook maar in de schepping is, ons zal kunnen scheiden van de liefde van God.'' Moge het zo zijn. Amen.
Ds. Carolah Dahmen.
| terug
|
|
|
|
|
|