|
|
17 maart 2019 Mw. Anita Winter.
17 maart 2019 Mw. Anita Winter.
Preek Lukas 9: 28-36, Exodus 34: 25-37
Gemeente van onze Heer Jezus Christus
Hoe vertel je aan anderen een gebeurtenis waarin je een glimp van Gods aanwezigheid hebt opgevangen? Een gebeurtenis die je zoveel hoop en vertrouwen voor de toekomst geeft, dat ze een leven lang niet meer verdwijnen. Hoe anders dan door middel van beelden uit onze menselijke werkelijkheid, hoewel er geen woorden zijn die precies beschrijven wat je is overkomen. En de beelden die je gebruikt geven altijd maar gedeeltelijk weer wat je nu echt is overkomen.
Jaren geleden vertrouwde mijn moeder me toe, dat er een periode in haar leven was geweest dat ze erg depressief was. Ze had het gevoel dat ze er voor niemand iets toe deed en er net zo goed niet kon zijn. De gedachte aan zelfmoord ging wel eens door haar heen. Op een van die momenten had ze huilend haar gedachten in gebed voor God gebracht. Toen ze na het bidden haar betraande ogen opendeed, viel haar blik op het kleine houten kruis dat bij ons aan de muur hing. Het schitterde alsof het licht gaf! Ze voelde een diepe vrede en rust over zich komen en alsof een stem tegen haar sprak, kwam opeens de gedachte bij haar op dat het uitzichtloze, de pijn en moeite niet het laatste woord zouden hebben en dat Christus in al haar moeite bij haar was: het kruis was immers leeg en in licht gehuld.
Dankbaar voor dit perspectief op de toekomst dat God haar had laten zien, merkte ze opeens op dat een baan zonlicht precies tussen de huizen aan de overkant door op het kruis viel, terwijl de muur eromheen in de schaduw lag. Niets bovennatuurlijks dus. Maar toen ze het me meer dan dertig jaar later vertelde, voelde ze zich er nog steeds door bemoedigd en droeg ze het licht van dat kruis mee in haar hart.
In onze lezing van vanmorgen hebben we ook te maken met een ooggetuigenverslag, drie leerlingen van Jezus - Petrus, Johannes of Jakobus - die een glimp hebben opgevangen van Gods aanwezigheid en die daardoor een sprankje hoop en vertrouwen voor de toekomst krijgen dat hun heel hun leven niet meer heeft verlaten. Wat er precies gebeurd is, weten we niet, maar wel wat de gebeurtenis voor hen betekend heeft. Laten we eerst nog eens kijken naar het verhaal zoals Lucas het aan ons heeft doorgegeven.
Het is nog maar kort geleden dat Jezus voor het eerst tegenover zijn leerlingen heeft gesproken over zijn lijden, sterven en opstanding. Daarna had Hij het ook nog over dagelijks je kruis opnemen en Hem volgen en je leven verliezen als je het wilt behouden. Wat bedoelt Hij daar allemaal mee? En dan nog die raadselachtige belofte dat sommigen van wie daar aanwezig waren niet zullen sterven, voordat ze het Koninkrijk van God hebben gezien. Al deze woorden klinken nog na in hun oren.
En nu, ongeveer acht dagen later, neemt Jezus Petrus, Johannes en Jakobus mee om te bidden. Hij trekt met hen de bergen in, bij uitstek de plek om Gods aangezicht te zoeken. Ver van het aardse rumoer, en was het niet op een berg dat Mozes en Elia God ontmoet hebben? Ze gaan bidden, in elk geval, Jezus gaat bidden. Terwijl Hij aan het bidden is, moet er iets wonderlijks gebeurd zijn. Maar hoe, dat maken de drie leerlingen niet bewust mee, aangezien ze door een diepe slaap beneveld zijn. Ze zijn pas weer bij de les als de twee figuren die ze met Jezus zien praten weer lijken te verdwijnen. Ze wrijven hun ogen uit. Zijn dat nou Mozes en Elia? Ze vangen nog net iets op over Jezus’ exodus, over zijn heengaan, en dat Jezus dat in Jeruzalem zal vervullen en zien tegelijkertijd dat het uiterlijk van Jezus’ gezicht anders is, glorie straalt van Hem af, en dat zijn gewaad zo stralend wit is als een bliksemschicht.
Hij is net zo stralend als Mozes toen deze voor de tweede keer van de berg naar beneden kwam met de twee stenen platen waarop de tien geboden waren gegrift. Volgens de tekst straalde Mozes zo, omdat hij met God had gesproken, maar waarom straalde hij de eerste keer dan niet? Toen had hij toch ook met God gesproken? Volgens de joodse traditie ligt het verschil echter in het feit dat God de eerste keer zelf de stenen platen heeft uitgehouwen en de tien geboden erop heeft geschreven, terwijl Hij de tweede keer Mozes opdraagt twee stenen platen te houwen en hem de opdracht geeft de tien geboden op te schrijven.
Anders gezegd: hét verschil tussen de vervaardiging van de eerste en de tweede stenen platen is dat het eerste paar helemaal goddelijk was, té heilig om helemaal te overleven, té heilig om in het leven van mensen te worden opgenomen. Toen deze platen het menselijke leven binnenkwamen, overleefden ze het niet. Het tweede paar was het resultaat van een partnerschap, een samenwerking tussen Mozes en God. Deze platen bleven heel. Toen Mozes met de eerste platen de berg af kwam, was hij de passieve ontvanger van Gods gave en was hij dezelfde Mozes als daarvoor. Maar toen hij met de tweede platen naar beneden kwam, was hij veranderd, omdat hij had meegewerkt aan de vervaardiging ervan. Hij verandert niet door wat hij ontvángt, maar door wat hij dóet.
Als Petrus, Johannes en Jacobus wakker worden zien ze Jezus net zo stralen als Mozes destijds na zijn samenwerking met God. Een voorproefje van hoe Hij eruit zal zien na zíjn samenwerking met God. Maar dan is Petrus ook goed wakker en alert. ‘Het is goed dat wij er zijn’, zegt hij. ‘Wij kunnen er voor zorgen dat Mozes en Elia bij u kunnen blijven en dit moment van glorie nog wat rekken door hutten voor jullie alle drie te maken. Maar terwijl hij dit zegt, verdwijnen Mozes, Elia en Jezus in een wolk, in de mist. Ze kunnen niet meer goed onderscheiden wat ze zien. Pas als ze uit de wolk de woorden horen ‘dit is mijn Zoon, de uitverkorene, luister naar Hem’, trekt de mist weer op. Alleen Jezus staat daar, verder niemand, en Hij ziet er net zo uit als altijd. Wat is er gebeurd? Waren dat werkelijk Mozes en Elia bij Jezus? Dat kan toch helemaal niet. Laten ze maar niets vertellen van wat ze gezien hebben. Gezien? Hebben ze wel iets gezien? Ze waren zo slaperig en door die mist was het moeilijk om helder te kunnen zien. Maar diep in hun hart is een klein vuurtje van hoop ontstoken.
U ziet, dat het niet zo eenvoudig is om te achterhalen wat Petrus, Johannes en Jakobus is overkomen.
Was een droom? Is het verhaal vanuit de wetenschap van de opstanding het evangelie ingeschreven? Of wil Lucas hiermee symbolisch de glorie van Jezus verbeelden? Want dat het echt zo gebeurd is, is toch wel heel moeilijk te geloven?
Maar in hoeverre is het nodig dat we precies weten wat er wel en niet echt gebeurd is, om te verstaan wat het voor de drie leerlingen betekende, wat Lucas ons ermee wil vertellen, wat het voor ons kan betekenen?
Stelt u zich eens voor. U bent lid van een gemeente waarvan de voorganger ongeveer een week geleden tegen u heeft gezegd: onze gemeente zal in de komende jaren door de verdergaande ontkerkelijking en secularisatie steeds verder krimpen en uiteindelijk ten ondergaan. Maar na korte tijd zal de gemeente herrijzen en op een andere manier kerk zijn, een manier die past bij de huidige tijd. Een tijd waarin het christendom één van de mogelijke levensovertuigingen is en steeds minder mensen opgroeien met het christelijk geloof, maar er tegelijkertijd ook steeds minder mensen zijn die echt vijandig staan tegenover de kerk.
Hoe zou u zich voelen? Dat de gemeente ten onder zou kunnen gaan, kunnen we misschien nog wel geloven. We weten maar al te goed dat er al talloze gemeenten noodgedwongen zijn verdwenen of samengegaan en dat er landelijk elke week twee kerken sluiten. Maar dat de gemeente zal herrijzen en er dan anders uitziet dan we gewend zijn, is een stuk moeilijk voor te stellen. Hoe anders? Zullen we ons dan nog wel thuis voelen in de kerk?
Zou u zich niet bemoedigd voelen als u vandaag een glimpje zou kunnen opvangen van hoe die gemeente er dan uit zal zien? Als u straks tijdens de gebeden opeens een voorproefje krijgt van die niet voor te stellen toekomst? Dat u ziet hoe mensen samenkomen hier in Oostzaan om Gods aangezicht te zoeken op manieren die u niet kent en die op een andere manier Gods liefde uitstralen dan u gewend bent. En tot uw verbazing ziet u dat Petrus en Paulus in gesprek zijn met deze gemeente: de apostel van de joden en de apostel van de heidenen komen samen.
Zou u niet in de verleiding komen om die twee apostelen bij u te houden? Als zij maar hier blijven dan kunnen we dat voorproefje misschien hier en nu al werkelijkheid laten worden. Als Petrus en Paulus aan onze gemeente verbonden blijven, hebben we de krachtige stem van Petrus die oproept tot bekering. En we hebben die niet minder krachtige stem van Paulus die ons de hoop op een eeuwig leven met Christus voor ogen houdt. Dan hoeven we helemaal niet ten onder te gaan.
Maar zodra we die gedachte toelaten, dat we Petrus en Paulus vast willen houden, verdwijnen ze uit ons zicht in de wolk van Gods heerlijkheid en horen we een stem die zegt: Jezus Christus is mijn Zoon, luister naar Hém. Ontnuchterd kijken we om ons heen. We zien elkaar zoals we hier zitten en vragen ons af wat we gezien hebben. Gezien? Hebben we wel iets gezien? Maar diep in ons hart is een vuurtje van hoop ontstoken.
De leerlingen krijgen de opdracht om naar Jezus te luisteren. Hij heeft hen onderweg naar Jeruzalem nog veel te leren. Na zijn exodus, moeten zij zijn taak om het Koninkrijk van God gestalte te geven overnemen. Nu worden wij opgeroepen om naar Jezus te luisteren, om ons te laten aanzeggen dat de weg naar de glorie door lijden en dood heengaat. Dat er geen gemakkelijke weg naar de overwinning is. Dat gestalte geven aan Gods Koninkrijk onherroepelijk betekent dat je je leven zoals je dat kent niet moet vasthouden, maar moet verliezen omwille van de naam van Jezus.
Tegelijkertijd houdt Hij ons in zijn woord voor ogen dat je leven verliezen niet het einde betekent, maar het begin van een nieuwe en nog verhulde toekomst. En soms hebben we een vergezicht van hoe die toekomst er uit kan zien of wordt een tipje van de sluier opgelicht. Precies voldoende om het vuur van de hoop in ons hart brandend te houden.
Amen
| terug
|
|
|
|
|
|