|
|
3 juni 2018 - Sabbatsvrijheid
3 juni 2018 - Sabbatsvrijheid
(Overdenking Intrede Oostzaan)
Deuteronomium 26: 4 - 11 en Markus 2: 23 - 3: 6
Een gesprek over de geopende winkels op de rustdag, zouden we met de vertegenwoordigers van de Farizeeërs niet eens hoeven te voeren. Het antwoord is wel duidelijk. Zoals we in de lezing uit het evangelie naar Marcus hebben gehoord: wanneer er op de rustdag al niet te ver gewandeld en aren geplukt mogen worden en wanneer het uit den boze is om te genezen - iemand de mogelijkheid te geven om volop deel te nemen aan het leven - dan kun je je voorstellen dat winkelen al helemaal niet geoorloofd is.
Maar Jezus schijnt niet geïnteresseerd in zo'n discussie, in wat mag wel en wat mag niet op de rustdag. Een discussie die niet alleen in het Jodendom in de tijd van Jezus werd gevoerd en waar sommige rabbijnse scholen wel heel bizarre ideeën hadden over het houden van de sabbatsrust, maar die discussie werd en wordt zeker ook te vaak in de kerk gevoerd en heeft een te moralistisch en star beeld van de zondag opgeleverd.
Natuurlijk moeten we niet vergeten dat de sabbat en de zondag een enorme sociale verworvenheid was die nog werd versterkt door de inzet van de arbeidersbeweging voor een vrije zaterdag en beperkte werkweek. Maar moralisme brengt ons niet de bedoelde rust.
De vraag wat wel of niet mag is niet waar het Jezus om lijkt te gaan, maar de zin en de betekenis van de rustdag is van belang. De levensbeschouwing voedt de levenskeuzes, kleurt en geeft het goede leven richting en reikt ook leefregels aan. Maar dan moeten we wel bij de zin en betekenis beginnen.
Bijbels beschouwd heeft de sabbat, de Joodse rustdag, met twee dingen te maken: met bevrijding en met schepping. Israël werd eraan gehouden om zich te herinneren dat zij slaven zijn geweest in Egypte en dat hen met de bevrijding ook de rustdag geschonken is.
Bevrijding, vrijheid, is kostbaar en je moet het koesteren, je moet het gedenken, hoog houden. Anders ben je, als je niet oppast, al gauw weer slaaf van iets of iemand. Slaaf van je baas die de lat misschien wel erg hoog legt. Slaaf van je eigen ambitie, wanneer je toch nog die cursus doet, al vermoeid doorgaat om huis en tuin perfect te houden, 's avonds voor je examens de stof nog eens en nog eens en nog eens doorneemt.
Slaaf zijn van meer willen. Onze economie en maatschappij is op steeds meer en beter gebouwd en sleurt ons mee. Meer geld op de rekening, steeds beter en mooier zijn, moeten genieten en eruit halen wat er uit te halen is, nog efficiënter zijn met je tijd. Iets zinnigs moeten doen, vooral in je vrije tijd.
Natuurlijk is er niets mis met ambitie en zinvolle tijdsbesteding, maar makkelijk kun je slaaf worden van je werk, je omgeving, je overtuigingen, ja zelfs van de kerk kun je slaaf worden en vooral van jezelf kun je slaaf worden. Ik denk we kunnen ons er allemaal iets bij voorstellen.
Het idee achter de sabbat is, dat er juist gebroken wordt met het slaaf-zijn-in-de-tijd. Een dag, een onderbreking, telkens weer een moment in de tijd dat de tijd niet telt. Wanneer niets hoeft. Een glimp van eeuwigheid, een glimp van rust en vrede. Een zinken in het er-zijn. Niemand en niets anders hoeven zijn dan jezelf. Er te zijn voor jezelf, voor een ander, voor het aangezicht van God, het mysterie dat ons aanspreekt op ons mens-zijn, ons vrij-zijn.
En dit zijn, deze rust, de sabbat, dat is geen eindeloze verveling en het is ook niet niets doen. Maar het is juist waar creativiteit opbloeit, waar kunst en muziek zich thuis voelen, waar zin ontstaat, waar vreugde en verdriet je weet te raken, waar elkaar helpen geen moeten is, waar je op-ademt, opleeft, bezield wordt. Zelfs God heeft dat nodig, zo vertelt de bijbel in Exodus 31, dat God op de zevende dag viert en bezield wordt.
Het tweede aspect van de sabbat, de schepping, ligt in het verlengde van de bevrijding. De scheppings-mythe uit de bijbel kennen we wel allemaal, dat God zes dagen lang van alles verzon, zoals de kinderen net zo mooi zongen. De veelkleurigheid, de bedrijvigheid, het komen en gaan, het leven wordt geordend, gemaakt en beperkt. Het krijgt een ritme en een structuur. Wij mensen, dieren, aarde, schepping, er wordt een halt aan toegeroepen. Meer dan schepping kunnen we niet zijn en moeten we niet zijn. Dat is genoeg.
Een spiritualiteit van het "genoeg" komt ook in de eerste Schriftlezing uit Deuteronomium aan de orde. Een oud en archaïsch aandoend ritueel dat Israël voorschrijft om de eerste opbrengst van het land aan God als offer aan te bieden. Of dat zinvol is of niet is de vraag niet, maar hiermee wordt de spiritualiteit van het genoeg en van het delen geoefend. Met elkaar moet gedeeld worden en dat `elkaar' moet denk ik zo inclusief mogelijk worden gedacht.
Delen met de mensen die dichtbij je staan maar ook met de vreemdeling. Met hen die honger hebben en dorst. Met hen die geen thuis hebben en geen geld. Land delen, thuis delen, ook in Israël, ook hier in Europa wanneer mensen cijfers worden die verdeeld dienen te worden over landen. Solidariteit, zo inclusief mogelijk, groots gedacht. Tijd en ruimte voor alles wat is.
En waarom moet er gedeeld worden? Waarom moeten wij ons oefenen in die spiritualiteit? Omdat de aarde niet van ons is, maar van God. En zelfs als we ons onder God niet zo veel kunnen voorstellen, roept deze spiritualiteit ons toe: Niets is van ons, van jou, van mij, ook al denken we dat voortdurend. Landen zijn niet van ons. Grenzen zijn willekeurig. Talenten en bezit hebben we gekregen, we hebben onszelf niet gemaakt.
Ook de kerk, deze gemeenschap is niet van ons, geen vereniging maar door God gegeven. Niets waar wij ten diepste recht op hebben en een ander niet. Wat voor raar idee is dat toch dat bepaalde mensen meer rechten zouden hebben op voedsel, op veiligheid, op grond om van te leven, op recht van spreken dan anderen.
De aarde, de schepping is van God. De tijd is van God. De mensenzoon is ook heer over de sabbat, zo zegt het Marcus. En het paradoxale is, juist wanneer wij niet heer en meester over tijd en ruimte zijn, juist wanneer wij niet alles onder controle en in de hand hoeven te hebben, wanneer er een genoeg is, juist dan zijn we geen slaaf van tijd en ruimte, juist dan zijn wij vrij om mens te zijn.
De sabbat, de zondag, de rustdag, de feestdag, de rusttijd - wat dan ook, het geeft ons ruimte en tijd dat het genoeg is. Dat wij genoeg zijn. Wij hoeven de schepping niet te verzinnen, onszelf niet voortdurend uit te vinden. De spiritualiteit van de rust en het genoeg geeft vreugde en zin in het bestaan. Het geeft dat verdriet ons raakt en geeft ons de tijd dat we de nood dichtbij en ver weg überhaupt kunnen zien. Het geeft dat wij wonderen kunnen opmerken, ook kunnen doen, goedheid kunnen delen, het leven kunnen vieren.
Geroepen zijn wij om met elkaar te delen in die vreugde, in die goedheid, in die vrede. Om zo'n rust, het genoeg in ere te houden. Om de verhalen van toen en van nu aan elkaar te vertellen. U hier als gemeente in Oostzaan al de tijden door en ik vanaf vandaag ook onderdeel ervan. Geroepen zijn we als gemeenschap om geloof, spiritualiteit, vrede en solidariteit te oefenen, te leven. Met vallen en opstaan gemeente van Christus zijn. Een bonte gemeenschap van jong en oud die open wil zijn, nieuwsgierig, waar elkaar over het goede leven en geluk verteld kan worden. Een gemeenschap die veel groter, breder, dieper is dan deze kerkmuren omvatten. Een plaats, misschien, waar de hemel open gaat?
Geroepen zijn wij om elkaar de tijd te gunnen om medemens te zijn en te worden. Dat we op-ademen, bezield worden, leren om genoeg te zeggen om zo te kunnen delen. Dat we de tijd en ruimte opmerken die gezegend is met een goddelijke vrede, Gods tijd als een geschenk voor alles en allen.
| terug
|
|
|
|
|
|