|
|
15 september 2019 - De Zalving van David
15 september 2019 - De Zalving van David
Het verhaal van David en Goliath is een van de toppers van de bijbel. Wie kent het verhaal niet van de herdersjongen David die de reus Goliath te slim af is en hem met een slinger en een steen weet te overwinnen. Het is een verhaal dat stof is voor spannende jeugdromans. Het kleine broertje dat door de vader met een lunch box naar zijn grote broers aan het front is gestuurd. De grote broers die liever niet met de kleine wijsneus willen worden gezien terwijl ze elkaars krachten meten.
Natuurlijk is de kleine held van ons verhaal op een leuke manier bij de hand en zet een grote mond op en door een rare wending van het lot wordt hij in de gelegenheid gebracht om zichzelf te bewijzen. En heuse belofte van de hand van de prinses is ook nog in het spel.
En dan is het juist de kleine jongen die de held van de dag wordt. Aandoenlijk hoe hij probeert in een volwassen-mensen-uitrusting de strijd in te gaan. Uiteindelijk wint het goede over het kwade en dan niet door pure spierkracht, maar door je hoofd te gebruiken, door slimheid en creativiteit. Een goede moraal om kinderen mee op te voeden.
Het hoeft dus niet te verbazen, dat het verhaal van David en Goliath een topper is onder de Bijbelverhalen, zeker in kinderbijbels en op catechese doet dit verhaal het goed. De bijbel kent talloze van dit soort verhalen die zo tot onze verbeelding spreken. Denkt u ook maar aan het verhaal van Jozef en zijn broers. Een echo uit het verleden van het paradigmatische verhaal van de stamvaders is zeker wel bedoeld, wanneer David in bepaalde opzichten lijkt op die oom Jozef van hem uit een ver verleden, Jozef de kleine-grote dromer.
En toch zit het verhaal van David en Goliath ook weer iets ingewikkelder in elkaar dan we op het eerste gezicht kunnen denken. In een echte jeugdroman zou immers het gevecht smeuïg beschreven worden, terwijl het in de bijbel slechts twee verzen omvat en het grootste gedeelte van 1 Sam 17 uit dialogen bestaat.
En zo klein en onschuldig als David op het eerste gezicht lijkt, is hij toch ook weer niet. Twee weken geleden hebben we uit 1 Sam 16 gelezen hoe de profeet Samuel de jongste van de zoons van Isai tot koning zalft. David is de nieuwe Messias. En ook al zitten de verhalen rond David niet altijd logisch op chronologische volgorde in elkaar, toch kan ik me niet van het idee onttrekken, dat David dondersgoed weet wat hij aan het doen is wanneer hij met die andere gezalfde, met koning Saul praat.
Zo noemt hij niet zijn naam, wanneer Saul hem ernaar vraagt, wijkt uit door te zeggen dat hij een zoon van Isai is. Is dat berekening, kun je je afvragen, om zijn ware identiteit voor Saul geheim te houden.
Om aan het hof te geraken, indruk te maken op dochter Michal en de liefde en solidariteit van Sauls zoon Jonathan te winnen, terwijl David stiekem weet dat de troon aan hem beloofd is?
David is een kleurrijker, complexer figuur dan de doorsnee karakter van een jongensroman. De bijbel schetst David als een mens met vele lagen. Enerzijds is David een figuur die het geloof van Israël uitmuntend belichaamt. Het geloof van Israël dat God omziet naar het kleine slavenvolk. Dat zij bevrijd worden uit de klauwen van de groten en machtigen van de aarde, bevrijd uit het angstland Egypte. De laatsten, zij die achtergesteld zijn, die verraden zijn, verkocht, verslaafd, verloren - zij zullen de eersten zijn, zijn de oogappel van God, object en subject van genade en goddelijke liefde die het uitschot van de aarde het land van melk en honing belooft.
Ook David, de herder, de zachtaardige, de overtallige, niet serieus genomen door de grote broers, de echte mannen, juist hij is het die God heeft uitverkozen om koning naar Gods hart te worden. Messias, gezalfde, gezegend door de goddelijke Geest die waait waarheen die wil. Die de laatsten de eersten laat zijn.
En aan de andere kant is David geen heilig boontje, niet perfect. Blijkt de machteloze “underdog” best wel goed te weten hoe je het spel moet spelen om macht in handen te krijgen. Verslaat hij vandaag nog die onbesneden Filistijn, gaat hij morgen met hen in zee, wanneer hij straks vlucht voor Saul en toevlucht vindt, nota bene bij die onbesneden Filistijnen. De zondaar David wordt door de bijbel in alle kleuren beschreven hoe hij wellustig de vrouw van een ander versierd en zijn macht gebruikt om de man van Bathseba aan het front te laten sneuvelen.
Een heilig boontje is onze David niet. Niet perfect, bij lange na niet. David de Messias is een mens zoals jij en ik. In staat om vreselijk de mist in te gaan. Iemand die anderen kwetst, pijn doet, onvergefelijke fouten begaat. En tegelijkertijd iemand die door God in het hart is gekeken. Die een goed hart blijkt te hebben, ondanks alles. Uitverkoren is door God om geliefd te zijn, gekoesterd, het hoofd gezalfd met olie, geleid naar groene weiden, beschermd in donkere dalen.
David, onze David, Messias, herder, dichter, krijger, koning, zondaar, mens. De bijbel is geen roman en daarom gaat het uiteindelijk ook niet om deze David en toch ook weer wel. Ten diepste gaat het in het verhaal van David om diens God. En omdat het om die God gaat die omkijkt naar de laatsten, die genadig is en barmhartig, wiens Geest van liefde waait waarheen die wil, omdat het die God van bevrijding blijkt te zijn, God van mensen, daarom gaat het om David, om de mens, om ons allen. En niemand mag ontbreken, zo horen we ook in de tweede lezing.
"Als iemand van u honderd schapen heeft waarvan er een verloren is geraakt, laat hij dan niet de 99 andere in de woestijn achter om naar het verdwaalde dier op zoek te gaan tot hij het gevonden heeft?"
Nou, ik weet zo net nog niet of deze retorische vraag van Jezus wel door iedereen met "Ja, tuurlijk, we zeten al ons hebben en houden op het spel om het verlorene terug te winnen" wordt beantwoord. Als je verstandig, economisch, berekenend bent ingesteld, laat je echt niet zomaar de hele kudde achter om een dwaas schaap te zoeken.
En toch heeft Jezus natuurlijk ook weer gelijk. Ik kan het bijvoorbeeld niet uitstaan als ik iets kwijt bent en ik ga zo lang zoeken tot ik het terug heb gevonden, ook al kost me dat zeeën van tijd en had ik met mijn tijd verstandiger moeten omgaan.
Het punt dat Jezus hier maakt is als volgt: Als wij mensen al zo in elkaar zitten, als wij het al niet uit kunnen staan om iets kwijt te raken, hoe zou dan God het kunnen verdragen als zij een van haar kinderen moet missen. En als je je niet in de zoekende dwaas herkent die duidelijk niet berekenend bezig is, weet dan het volgende: God zit toch echt wel anders in elkaar dan een econoom, God zit echt wel anders in elkaar dan onze logica, hoe het gaat in onze samenleving.
En precies dat is ongelofelijk moeilijk te geloven. Dat God, de hemelse logica zo onlogisch in elkaar zit, dat er hemelhoge vreugde is over een zondaar. Dat God zo van mensen houdt, van jou en mij, dat God zich zelfs niet afkeert van de afgronden van de ziel, maar liefde geeft, liefde, liefde, liefde om lief te hebben, om liefde te delen.
Vandaag vieren wij de zogenaamde startdienst, markeren wij een nieuw seizoen van het kerkenwerk. En als we de lezingen van vandaag op de kerk toepassen, dan beseffen we ten volle hoe ongelofelijk dit geloof van ons, of beter gezegd, dit geloof van God in ons is.
Want is niet juist de kerk een organisatie die eigenlijk niet al te veel voorstelt. Is de kerk niet de eeuwen door steeds weer de mist in gegaan? Heeft de kerk niet vreselijk veel pijn gedaan, gekwetst, nu nog steeds. Van grote schandalen van kindermisbruik tot kleinere ergernissen en gedoe in onze kringen.
En toch zegt dit geloof, zegt deze mensen-God tegen ons: jij bent geliefd, jij bent uitverkoren, jij bent mens naar mijn hart, en jou, jou ga ik zoeken, overstelpen met liefde tot jij weer in staat bent om zelf lief te hebben.
En precies dat doe ik met jouw zusters en broeders, ik overstelp hen, de minsten, zij die verloren zijn, de underdogs, overstelp ik met liefde, totdat jij, rechtvaardige, inziet dat ook jij moet liefhebben, jouw naaste, als jezelf, misschien nog ietsjes meer dan dat.
Met dat vertrouwen, wankel of vast, gaan wij als kerk weer verder. Als gemeenschap van mensen die de mist in gaan, die vaak niet in staat zijn om lief te hebben, die verloren zijn, gevonden, gezien, geliefd. Met dat vertrouwen zijn we kerk, blijven we kerk en zullen we kerk zijn, omdat God het is die ons zijn vertrouwen schenkt.
God die blijft geloven in alles wat verloren en gevonden is. Die blijft geloven in zijn liefde voor de mens. In jou en mij. God die ons, zijn kerk vertrouwt om de verhalen te blijven vertellen, om met vallen en opstaan die goddelijke liefde probeert plek te geven. Een kerk die het steeds weer probeert, steeds weer de moed bij elkaar raapt om kerk naar Gods hart te zijn. Een plek van gastvrijheid, van naar elkaar omzien. Een plek waar Gods naam woont. Bevrijding, liefde, opstanding, hemelse vreugde, hoop en vertrouwen. Gods toekomst, kome wat komt.
Amen.
Ds. Carolah Dahmen.
| terug
|
|
|
|
|
|